proza van Kunstenaar Peter Paulusse
Opa J.P.Paulusse. Tekening Zeeland 1928
Wat onze famillie verbindt: oog voor detail.
Zon en wind en horizon.
Toen Renesse nog Renesse was.
Een toerist verdwaald.
Wat kinderen op straat.
Eenmaal per jaar wat volksvermaak.
Een frites en een ballenautomaat.
Toen Renesse nog Renesse was.
’t Loantje nog stil en rustig slenterde,
bezaten alleen de notabelen een automobiel.
Was mijn vader een vrolijk kind,
dat op de vrije woensdagmiddag speelde
op de duin en aan de waterrand.
Toen Renesse nog Renesse was.
De God Almachtig Onbarmhartig nog heerste
was de horizon nog de lijn die hel en hemel scheidde.
Was de zondag drie maal de dag des Heeren.
Lag het lot van de armen in Gods Genade.
Toen Renesse nog Renesse was.
Bovenmeester J.P. Paulusse een rietje had,
waarmee hij striemend mee kon slaan,
was er orde en gezag.
Betaalde het volk belasting voor zijn fiets.
Nam de belhamel zijn pet af voor de hoed.